Onze behandeling
U heeft met uw arts besproken dat u geopereerd wordt in de Sint Maartenskliniek. Met behulp van de moderne anesthesie kan uw lichaam deze operatie vrijwel altijd zonder problemen ondergaan. Anesthesie is de verzamelnaam voor alle soorten verdoving bij een operatie. In de praktijk is anesthesie echter veel meer dan alleen de verdoving.
Anesthesie is noodzakelijk als u in een ziekenhuis geopereerd wordt. Er zijn verschillende vormen van anesthesie. Het is altijd de anesthesioloog die de algehele of regionale anesthesie toepast. Bij lokale anesthesie wordt alleen de te behandelen plek verdoofd. Dit wordt gedaan door uw behandelend arts. De vorm van anesthesie wordt altijd met u besproken.
- Algehele anesthesie (narcose):
De anesthesioloog brengt u in een diepe slaap, zodat u niets van de operatie merkt. U komt pas weer bij als de operatie voorbij is - Regionale anesthesie:
De anesthesioloog verdooft een deel van uw lichaam. Een bekende vorm is de ruggenprik, waarbij het onderste deel van uw lichaam wordt verdoofd. Andere voorbeelden van regionale anesthesie zijn verdovingen waarbij de anesthesioloog alleen uw arm, schouder, been of onderbeen verdooft.
Bij toepassing van regionale anesthesie krijgt u dicht in de buurt van een zenuw of zenuwgroep een injectie met verdovende vloeistof. Hierdoor worden uw zenuwen verdoofd en geven ze geen pijn door. Op deze manier is het mogelijk alleen dat deel van uw lichaam te verdoven dat geopereerd moet worden. Uw arm of been bijvoorbeeld.
‘Regionale anesthesie’ van uw schouder, arm of been noemen we wel ‘blokverdoving’ of ‘perifere zenuwblokkade’.
De anesthesioloog kan kiezen voor een korter of langer werkend middel. Dit hangt af van de hoeveelheid pijn die na uw de operatie te verwachten is. Als de anesthesioloog kiest voor een langwerkend middel, dan is uw verdoving de volgende ochtend soms niet geheel ‘weg’. Dit is geen reden tot zorgen: juist hierdoor heeft u minder pijn. Het advies is om uw arm of been – zolang de verdoving nog werkt – op een zacht oppervlak te leggen. Zo voorkomt u druk op de verdoofde lichaamsdelen. Bij grotere operaties wordt er soms voor gekozen een slangetje achter te laten. Daarmee kan na de operatie pijnstilling bijgegeven worden.
Voordelen locoregionale anesthesie
- Minder pijn na uw operatie.
- Sneller herstel van uw narcose.
- Minder tot geen sterke pijnstillers (zoals morfine) nodig, waardoor de kans op misselijkheid, braken en slaperigheid afneemt.
- Minder kans op het ontwikkelen van een chronisch pijnsyndroom (pijn die 6 maanden na een operatie of trauma nog steeds onacceptabel aanwezig is.
Complicaties locoregionale anesthesie
De anesthesioloog kiest in overleg met u voor de methode van verdoving die in uw geval de minste risico’s en de meeste voordelen met zich meebrengt. De complicaties die wij na een operatie het meest zien zijn:
- Misselijkheid
- Moeite met plassen (hiervoor heeft u soms tijdelijk een slangetje in uw blaas nodig)
- Kleine kans op zenuwschade
Regionale anesthesie met slapen
Moet u alles horen en zien?
Dat mag u zelf bepalen. Veel patiënten denken dat zij bij een plaatselijke verdoving wakker moeten blijven. Dit is niet het geval. Als u dat wenst, kan de anesthesioloog een slaapmiddel toedienen waardoor u in slaap valt. U hoeft dan niets mee te maken van de operatie. Via deze methode blijven de meeste voordelen van de plaatselijke verdoving bestaan. Belangrijk is dat u geen pijn voelt tijdens de operatie, dat u geen narcose nodig heeft en dat u snel en zonder pijn wakker wordt. U kunt op elk moment tijdens de operatie kiezen om te gaan slapen. Het slaapmiddel staat namelijk constant gereed en werkt binnen enkele seconden.
Anesthesie zonder slapen
Mag u alles horen en zien?
Bij sommige operaties is het mogelijk dat u tijdens de ingreep wakker blijft. Van de operatie zelf kunt u niets zien, omdat die achter een steriel gordijn plaatsvindt. Bij enkele ingrepen kunt u wel meekijken op een monitor, bijvoorbeeld bij kijkoperaties in de gewrichten. Soms voelt u dat de chirurg bezig is. Zolang u hier geen last van heeft, is er niets aan de hand. Mocht het vervelend of pijnlijk zijn, dan zal de anesthesioloog u er een lichte slaap of pijnstilling bij geven, waardoor u de garantie heeft in ieder geval zonder pijn geholpen te worden. In de meeste gevallen is alleen de verdoving voldoende.
De anesthesioloog is één van de medisch specialisten in het ziekenhuis die betrokken is bij de zorg voor patiënten (voor, tijdens en na een operatie). De anesthesioloog houdt zich bezig met:
- Uw verdoving en/of narcose
- Het stabiliseren van uw vitale lichaamsfuncties (ademhaling, bloedsomloop en temperatuur) tijdens en na uw operatie
- Pijnbestrijding
De anesthesioloog zorgt er verder voor dat u voor uw operatie in optimale conditie bent. Hij of zij geeft u voorlichting over de anesthesie, bepaalt in overleg met u de meest geschikte vorm van verdoving en spreekt de pijnbestrijding voor na de operatie af. Tijdens de operatie bewaakt een anesthesiemedewerker onder verantwoordelijkheid van de anesthesioloog uw lichaamsfuncties.
De verdoving gebeurt met een injectie in de oksel, onder of boven uw sleutelbeen of in uw hals. Deze injectie is niet vervelend. Tijdens het opzoeken van de zenuwen met behulp van een echo zult u door de arm naar de vingers ‘schokjes’ voelen. Uw arm en vingers bewegen dan vanzelf. Uw arm is meestal binnen tien minuten verdoofd. De verdoving duurt een aantal uren (veel langer dan de operatie). Soms kan de verdoving zelfs tot de volgende dag duren. Dit is geen reden om u zorgen te maken.
Tijdens de operatie moet u nuchter zijn. Een lege maag is belangrijk om de risico’s van de anesthesie zo klein mogelijk te houden. Wij hanteren over het algemeen de volgende regels:
- Vanaf 24.00 uur ’s nachts (in de nacht voor uw operatie) mag u niets meer eten.
- Tot uiterlijk 2 uur voor de geplande opnametijd mag u alleen nog heldere vloeistoffen drinken. Toegestaan zijn water en heldere vruchtsappen, deze mogen koolzuurgas bevatten, evenals thee en zwarte koffie. Om een vochttekort te voorkomen is het bovendien aan te bevelen dat u deze heldere vloeistoffen in normale hoeveelheden tot uiterlijk 2 uur voor de opnametijd nog drinkt.
- Uw eigen medicijnen (mits niet tijdelijk gestopt) neemt u bij voorkeur in op de voor u gebruikelijke tijden met een slokje water.
U wordt één werkdag voor de operatie opgebeld. Tijdens dit telefoongesprek wordt u geïnformeerd over de opnametijd. Er wordt dan ook met u besproken tot hoe laat u (heldere vloeistoffen) mag drinken.